Staat aansprakelijk voor stankoverlast
Op 25 maart 2025 heeft het Gerechtshof Den Haag een belangrijke uitspraak gedaan over stankoverlast veroorzaakt door (intensieve) veehouderijen in Nederland. Een groep bewoners uit Limburg, Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant had de Staat aangeklaagd omdat zij vonden dat hun recht op ongestoord woongenot werd geschonden door ernstige geurhinder van nabijgelegen veehouderijen.
Uitspraak van het Gerechtshof
Het hof oordeelde dat in twee specifieke gevallen de woonsituatie van de eisers ‘extreem slecht’ was, wat in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit artikel beschermt het recht op respect voor privé-, familie- en gezinsleven en de woning. Het hof stelde vast dat de Staat in deze situaties onvoldoende effectieve bescherming had geboden tegen de geurhinder en daarom verplicht is om maatregelen te nemen en de geleden schade te vergoeden.
Geurnormen en Beoordeling
Sinds de jaren zeventig zijn er regels ontwikkeld om geurhinder uit veestallen te beperken. De huidige meetmethoden bepalen het percentage ‘geurgehinderden’, variërend van ‘slecht’ tot ‘extreem slecht’. Het RIVM kwalificeert deze percentages en het hof heeft geoordeeld dat bij een ‘extreem slechte’ situatie de Staat verplicht is in te grijpen.
Gevolgen voor de overige eisers
Voor een deel van de eisers kon het hof niet vaststellen dat er sprake was van een ‘extreem slechte’ woonsituatie. Hun vorderingen zijn daarom afgewezen, mede door een gebrek aan concrete gegevens.
Implicaties van de uitspraak
Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de Staat om burgers te beschermen tegen ernstige geurhinder. Hoewel het hof geen nieuwe landelijke norm heeft gesteld, kan deze beslissing invloed hebben op toekomstige wetgeving en beleidsmaatregelen met betrekking tot geurhinder van veehouderijen.
De uitspraak van het hof bevestigt dat de Staat verplicht is om effectieve maatregelen te nemen wanneer de woonsituatie door geurhinder ‘extreem slecht’ is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8 EVRM, dat het recht op ongestoord woongenot beschermt.
Belangrijke juridische punten uit deze zaak:
Artikel 8 EVRM als fundament: Het hof erkent geurhinder als een aantasting van het recht op privéleven en woning, indien de overlast extreem is.
Verantwoordelijkheid van de Staat: De Staat moet in dergelijke gevallen optreden en kan aansprakelijk worden gesteld voor schade als dit uitblijft.
Bewijslast en meetmethoden: De gebruikte geurmodellen en hinderpercentages spelen een cruciale rol in de beoordeling van klachten.
Conclusie
De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag onderstreept het belang van effectieve bescherming tegen ernstige geurhinder voor omwonenden van veehouderijen. Het is een signaal naar zowel de overheid als de veehouderijsector om de balans tussen economische belangen en het welzijn van omwonenden zorgvuldig te bewaken.
Wat betekent deze uitspraak voor u?
Deze beslissing kan grote gevolgen hebben voor bewoners die overlast ervaren van (intensieve) veehouderijen. Heeft u last van ernstige geurhinder en twijfelt u over uw juridische mogelijkheden?
Neem contact op met Speelman & Voogd Advocaten voor juridisch advies! Onze specialisten staan klaar om uw situatie te beoordelen en u bij te staan.